Maïs behoort tot één van de makkelijkste teelten in de moestuin. Weinig of geen belagers waar je rekening mee moet houden. Enkel koud en nat weer, een eerste maal bij het zaaien, een tweede maal bij de korrelzetting, kan de pret lichtjes bederven. Over bederven gesproken, het bovenstaande is niet de enige reden waarom je suikermaïs in eigen moestuin zou telen. Nog meer dan bij andere groenten geldt bij suikermaïs : vers is best! Zelfgekweekte suikermaïs die je kan koken enkele minuten na het oogsten smaakt het allerbeste. Ter illustratie : kolven die niet koel bewaard worden zullen op 2 uur tijd tot 50% van het suikergehalte verliezen. Maar zelfs met de beste bewaarzorgen zal de suiker in de maïs vrij snel omgezet worden in zetmeel.
Zaaien.
In potjes
Om zeker te zijn van een goede opkomst, ook tijdens een minder goed voorjaar, zullen veel liefhebbers voorzaaien in potjes onder bescherming. Ben je een groot liefhebber van suikermaïs en wil je er langere tijd van kunnen gebruiken, dan zal je best de zaaitijd wat spreiden. De vroegste maïs kan je voorzaaien half april en na drie weken uitplanten. Dit voorzaaien in potjes kan je dan blijven doen, bijvoorbeeld om de twee weken, tot uiterlijk begin juni.
Ter plaatse
Vanaf mei kan je ook ter plaatse zaaien. Dan is wel een bodemtemperatuur van 10°C nodig. Eventueel kan je de grond een week voor het zaaien al eens afdekken met doorzichtige plastiek om zo de grond warmer te maken. De allerlaatste maïs wordt best ter plaatse gezaaid begin juni.
Werkwijze
Je zaait twee zaadjes per potje of per kuiltje. Maïs mag je vrij diep zaaien, zo’n twee cm in de potjes. Zeker als je in open lucht zaait is diep zaaien belangrijk. Om te voorkomen dat vogels de zaden komen oppikken maar vooral om in perioden van droogte toch een goed resultaat te bekomen mag je ook drie cm diep zaaien.
Water geven moet je vermijden bij het ter plaatse zaaien van maïs. Ook bij het zaaien in potjes is licht vochtig houden voldoende. Als de plantjes een week boven de grond staan hou je de sterkste plant over. Een goede plant- of zaai afstand is 60 cm x 30 cm of 45 cm x 45 cm.
Standplaats en bemesting
Maïs is een eenjarige plant die behoort tot de familie van de grassen en is in die zin uniek in de groentetuin. Omwille van de hoge bemestingseisen zou je suikermaïs op het perceel van de vruchtgewassen kunnen voorzien. Maar, omdat er geen familieleden zijn die ook in de groentetuin geteeld worden, mag maïs ook wel eens op een andere plaats geteeld worden. Het perceel van de wortelgroenten of peulgewassen is dan wel een niet zo goede keuze, omwille van de te geringe bemesting van dit perceel. Maar op dat van de koolgewassen of bladgewassen lukt het wel. Ook kan maïs al eens dienst doen als windscherm. Let dan wel op de schaduwvorming. En maïs op één of twee rijtjes zaaien is ook minder goed voor de bestuiving (zie verder).
Groei en bloei.
Koude
Maïs is een warmteminnende plant. Zo kan het gebeuren dat bij een koud voorjaar de groei niet echt opschiet. Zowel geel- als paarsverkleuring van de bladeren is een veel voorkomend symptoom bij maïs in koud weer. Het voorzaaien in potjes is ook daarom een goed idee. Als een warmere periode aanbreekt kan de groei dan plotseling wel heel hard gaan. Dit is meestal het geval einde juni, begin juli
Bloeiwijzen
Maïs is eenhuizig, met aparte mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op één plant. Als de lengtegroei ten einde loopt, ontwikkelt zich in de kop van de plant een mannelijke bloeiwijze, de pluim genoemd. Later komen de vertakkingen van de pluim volledig horizontaal te staan. Pas dan start de stuifmeelproductie.
Zijdelings op de plant, een zestal bladeren onder de pluim, groeien de zogenaamde kolven, waarop de maïskorrels zitten en waaruit de stampers hangen, als een dik pak groene draden. Zij moeten dan het stuifmeel opvangen. Deze pak draden noemt men de kolfkwast, de draden worden ook baardharen genoemd. De kolven zijn de vrouwelijke bloeiwijze.
Er ontwikkelen zich slechts één of twee kolven per plant. Om de kolf zit een dik pak schutbladeren die de jonge maïs goed beschermen.
Foto : iedere maïskorrel is verbonden met één draadje van de kolfkwast. Als je maïs oogst kan je nog zien waar het draadje vastzat.
Bestuiving en bevruchting.
De baardharen (vr.) komen pas te voorschijn als de pluim (m.) al enkele dagen stuifmeel produceert. Dit is om de kans op kruisbestuiving te vergroten. Het is dus nodig om voldoende maïsplanten te kweken.
Door windbestuiving zal het stuifmeel vanop de mannelijke pluimen op de draden van de kolven terecht komen. Dan pas zullen de maïskorrels uitgroeien.
Als er net voor en tijdens de periode van bloei en bestuiving droogte is, dan durft de zaadvorming nogal eens tegenvallen. Het is zeker niet gek om de maïs water te geven op dat moment. Waarschijnlijk is het best om dan één keer een grote hoeveelheid te geven dan dagelijks wat grondbevochtiging. Maïswortels groeien immers tamelijk diep.
Op bijgaande foto kan je zien dat enkele korrels van de kolf niet zijn uitgegroeid. Wat je op de foto ziet kan net zo goed het gevolg zijn van heel slechte (koud en nat) weersomstandigheden tijdens de bestuiving als van droogte. Omwille van een betere windbestuiving wordt er ook aanbevolen de maïs in blokken te zaaien en niet in rijen.
Foto : slechte vruchtzetting bij maïs door *droogte *gure weersomstandigheden *te weinig planten bij elkaar.
Oogst
Als de groene draden donker bruin verkleuren kan er geoogst worden. Het is het gedeelte van de draden die uit de kolf hangt, onder de schutbladeren zijn ze dan nog groen.
Kleur
Twijfel je, dan kan je eventueel al eens “spieken”. Dat wil zeggen dat je aan de top van de kolf de schutbladeren uiteen haalt, terwijl je de kolf aan de plant laat. De kleur van de korrels is dan geel tot zwak oranjekleurig. Wit is onrijp. Donker oranje is te rijp.
Sap
Omdat kleur beoordelen niet altijd even makkelijk is en verschilt volgens ras is het nog beter om enkele korrels te beschadigen. Als je met de vingernagel of met een duimspijker enkele korrels aanprikt moet er een melkachtig sap uit komen. Is het sap nog doorzichtig, dan moet je nog wachten met oogsten. Is het sap nog wel wit, maar niet zo vloeibaar meer, dan ben je al wat te laat.
Foto : de kolfkwast wordt als de oogst nadert, geleidelijk aan bruin. Links is waarschijnlijk nog net iets te vroeg om te oogsten. Rechts zal zeker moeten gecontroleerd worden.
Wacht je na het bruin worden van de de draden te lang met oogsten, dan zullen de korrels van de suikermaïs gekrompen en taai zijn. Dan zijn de korrels niet meer melkrijp, maar deegrijp. Een deel van de suikers is dan al omgezet in zetmeel. Oogst van suikermaïs moet dus gebeuren in het melkrijpe stadium.
Oogsten
De eerste oogst kan je ten vroegste verwachten eind juli. Het grootste deel van de oogst zal echter plaats vinden in de maand augustus en zelfs de eerste helft van september als er pas laat ter plaatse gezaaid werd. Terwijl je met de ene hand de plant vasthoudt, kraak je met de andere hand de kolf helemaal naar beneden. Na de oogst die best ’s morgens vroeg gebeurd moeten de kolven zo koel mogelijk bewaard worden, de optimale bewaartemperatuur is zelfs 0°C. De bewaarduur is enkele dagen, het suikergehalte vermindert snel. Vers oogsten is absoluut aan te raden.
Foto’s : het pellen van de kolven.
Foto : Naar verluidt wordt de omzetting van suikers naar zetmeel stopgezet door de kolven gedurende 6-8 minuten te blancheren. Deze kolven kan je dan invriezen.