Dit artikel is bedoeld voor twee groepen tuiniers….
1. Zij die nog nooit raapstelen geteeld hebben, er misschien zelfs nog noiit van gehoord hebben, maar toch graag dit voorjaar al die teelt eens zouden willen uitproberen. Ik gok dat in deze groep de Vlamingen een lichte meerderheid zullen hebben.
2. Zij die al jaren met plezier als eerste voorjaarsgroente raapsteeltjes oogsten. Dit zullen voor voor de grote meerderheid Nederlanders zijn, dat denk ik toch.
De eerste groep kan hier hopelijk voldoende kennis en inspiratie opdoen om heel binnenkort aan de slag te gaan. De tweede groep zal waarschijnlijk nog heel wat tips aan dit artikel toevoegen. Want ik ben zelf een Vlaming :-).
Hier gaan we dan!
De seizoenen
Raapstelen zijn de lentegroente bij uitstek. Juist hun vroege oogst maakt deze groente zo populair. Alhoewel je ze ook nog in de zomer of het najaar kan telen, worden ze overwegend geoogst in de periode april-mei. Je ziet ze weinig geteeld in de zomer. De concurrentie van andere groenten is te groot en de meeste varianten van raapstelen zullen in de zomer te snel doorschieten. Bij zomerteelten zal de malsheid ook wel tekort schieten.
Als herfstteelt kunnen raapstelen eigenlijk wel prima, maar dan is er de concurrentie van vele andere (kool)gewassen, waardoor ze ook dan minder geteeld worden dan in het voorjaar.
De namen
Deze heerlijke lentegroente is regionaal nog bekend onder diverse andere namen. Ze worden ook rubbeke, kelen (Westland), Amsterdams vet, steeltjes, ribbekens (Vlaanderen) genoemd en soms worden de namen snijmoes, stengelmoes, bladkool of namenia gebruikt. Alhoewel deze laastste vier benamingen eerder de onderverdelingen binnen het gewas raapstelen zijn. (zie verder in dit artikel).
Raapstelen “Gele Malse” (foto http://www.flickr.com/photos/sarahivy/729430539/)
Namenia, bladmoes (foto http://www.koys.de/Gemuese-Abenteuer/Blatt/Namenia.php )
De groente of de teeltwijze
Raapsteeltjes is eigenlijk niet de naam van een groente, maar wel de naam van een teeltwijze. Raapstelen, snijmoes, bladmoes, namenia het zijn allemaal teeltwijzen van diverse koolsoorten (Brassica’s zoals raap, koolraap, chinese kool).
De indeling
1. Bladmoes of Namenia heeft helder groene, sterk ingesneden bladeren. Een afwijkende teeltwijze van Namenia is de herfsteelt. Dan wordt er gezaaid in augustus en in de rij gedund op 25 centimeter. Zo lijkt de kweekwijze iets meer op deze van andijvie, maar de hoofdreden van deze ruime afstand is dat Namenia gevoelig is voor rot bij een te nauwe plantafstand in de vochtige herfst. Maar je ziet ook in de herfst wel Namenia met een dichtere plantafstand. Zij behoren allemaal tot de soort Brassica napus (koolzaad, koolraap). Net zoals de meer recente Mizuna is de smaak van deze groep het meest intens.
2. Gele Malse wordt geteeld uit het zaad van diverse rassen Chinese kool. Het blad is dan ook veel lichter en zachter van kleur dan dat van Namenia. Deze groep raapstelen verdraagt iets minder goed koude weersomstandigheden. Zaaien in de kas of indien in open lucht iets later in het voorjaar is voor deze groep ideaal. Wil je ook in de zomer raapstelen, dan is dit de beste keuze. Als najaarsteelt wordt er in augustus in de open lucht geteeld en in september in de kas. Zij behoren allemaal tot de soort Brassica rapa subsp. chinensis (Chinese kool, paksoi)
3. De Gewone Groene of Platte Witte zijn eigenlijk zaden van diverse rassen keukenraapjes. Doordat er dicht gezaaid wordt krijgt het gewas de kans niet om knollen te vormen. De bladeren zijn donkerder dan van Gele Malse. De smaak is zachter dan deze van Namenia. Behoren tot de soort Brassica rapa subsp rapa (keukenraap)
4. Snijmoes is de groep die het beste bestand is tegen koude weersomstandigheden. Het zaad zal ook al kiemen bij vrij lage temperaturen. De vroegste teelten worden dan ook best met deze groep gedaan. Een gekend ras is “Blauwe Groninger”. Dit gewas heeft groene bladeren met paarse bladnerven en is bestand tegen vorst. Bij deze soort wordt wat meer ruimte tussen de rijen gehouden, namelijk 20 centimter. Behoort tot de soort Brassica napus (koolraap, koolzaad). Deze groep is nauw verwant aan het bladgewas “Russian Kale”.
Blauwe Groninger (foto http://albatros-schoonhoven.nl/ ), sterk verwant aan Russian Kale
De teeltperiodes.
Je kan raapstelen al kweken als de temperatuur overdag 10°C bereikt. In de kas is dit al vanaf half januari. In de koude bak zal dit al in februari kunnen. Zonder bescherming wachten we toch best tot half maart. Later dan half april worden raapstelen niet gezaaid. Onder glas geteeld zijn de raapsteeltjes veel malser. Natuurlijk lenen raapsteeltjes zich ook uitstekend om allerlei vervroegingstechnieken toe te passen. Op GroentenInfo verscheen al een artikel over allerlei soorten afdekking met plastiekfolie en vliesdoek. Dat kan je perfect gebruiken om ideeën op te doen om dit voorjaar raapstelen te telen.
De grond
De grondsoort is niet zo belangrijk. Wel heeft de groente een voorkeur voor een stikstofrijke grond. In een droog voorjaar en een iets latere zaai is de vochthoudenheid van de grond ook een voordeel. Raapstelen doen het goed op een grond met “oude kracht”, een humusrijke grond dus die de jaren voordien steeds goed voorzien geweest is van compost of stalmest. Daar raapstelen een vroege groente zijn, zal een vroege grond een voordeel zijn. In dat opzicht, zijn de zwaarste gronden dan ook minder geschikt.
De zaai
Heb geduld tot de grond voldoende opgedroogd is. Zaaien in een natte grond is immers niet gemakkelijk en verstikkend voor het zaad. Als je denkt dat de grond nog iets aan de natte en koude kant is kan je beter kiezen voor breedwerpig zaaien en het zaad dan achteraf lichtjes inharken. In alle andere gevallen is het aan te raden om in rijtjes te zaaien. Laat tussen de rijen vijftien centimeter en zaai 0,5 tot 1 cm diep. Er wordt dicht opeen gezaaid, waardoor je toch zo’n 3 gram zaad per m² nodig hebt. Doordat ze dicht opeen staan zullen de bladstelen rekken en ontstaan er lange, witte tot bleekgroene bladstelen. Vandaar de naam raapstelen.
De stelen van raapstelen, “Namenia” (foto http://www.havenyt.dk/artikler/koekkenhaven/groensager/salat_og_bladgroentsager/798.html)
Tussenteelt, Voorteelt, Nateelt.
Raapstelen lenen zich uitstekend als tussenteelt. Hierbij kan in het voorjaar vooral gedacht worden aan halfhoge en hoge erwten en sluimerwten maar ook aan tuinbonen. Verder kan je ook gemakkelijk een rijtje raapstelen zaaien tussen allerlei vroege koolgewassen (denk aan spitskool, bloemkool, broccoli). Deze laatste keuze heeft dan als bijkomend voordeel dat de raapsteeltjes onmiddellijk op het juiste perceel (vruchtwisseling) terecht komen. Ook in de kas werd de teelt al eens gecombineerd met bloemkool. Vroege serrebloemkool wordt immers ook veelal in januari uitgeplant (plantgoed afkomstig van de weeuwenteelt)
Je kan raapstelen ook gebruiken als voorteelt. Heb je een plaatsje gereserveerd voor de vruchtgroenten (tomaten, pompoenen) dan kan je daar eerst nog raapstelen kweken. Tegen half mei is de oogst al gebeurd. En zo kan je raapstelen ook in augustus zaaien op perceeltjes waar vroeg op het seizoen al plaats vrijkomt. Een nateelt dus.
Tussenteelt raapstelen in de kas (foto www.groentennieuws.nl )
Tussenteelt raapstelen onder folietunnel. (foto http://neulichimgarten.de/blog/gemueseanbau/stielmus-stielmusernte-randsaat-kohlbeet/)
De belagers.
Een typische aantasting bij raapstelen is de schade door aardvlooien. Vooral in een droog voorjaar kan de schade nogal groot zijn. De schade van aardvlooien is te herkennen aan de vele kleine gaatjes in de bladeren. Soms lijkt het wel een zeef. Er wordt gesproken van aardvlooien, maar eigenlijk zijn het kleine, blinkende kevertjes. Terwijl de schade aan de blaadjes het meest opvallend is, is de schade veroorzaakt door de larven van de aardvlooien minder gekend. Zij vreten namelijk ook aan de wortels. In droge periodes de grond bevochtigen en voldoende vroeg zaaien kan de plaagdruk al wat verminderen.
Vooral bij de teelt in de kas moet men tegen de oogst aan voorzichtig zijn met water geven. Als het gewas niet snel genoeg kan opdrogen kan er in de vochtige en warme kasomstandigheden gemakkelijk smeul ontstaan. Het is hoe dan ook aangewezen om bij de serreteelt de serre iedere dag ruim te luchten om kiemplantenschimmels en later in de teelt botrytisschimmel te voorkomen.
De serre (kas)
Wie ook in november, december raapstelen wil oogsten zal vanaf half september tot de eerste dagen van oktober in de kas zaaien. Net zoals bij de teelt van veldsla heeft het geen zin tijdens de maanden november en december te zaaien. Te weinig licht zorgt ervoor dat de teelt echt niet aan de groei raakt. Dat in combinatie met de hoge luchtvochtigheid in de herfstperiode maakt het vlot verloop van de teelt haast onmogelijk. In een vochtige, koude omgeving rotten raapstelen gemakkelijk weg. In die zin zijn raapstelen niet zo goed bestand tegen de koude als veldsla. Ze zijn ook veel minder bestand tegen aanhoudende vorst. Raapstelen zijn dan ook niet geschikt als overwinteringsteelt in de kas, in tegenstelling tot veldsla en peterselie.
Vanaf januari neemt de lichtsterkte opnieuw toe en telen we als het ware met de ontluikende natuur mee. Zaaien doe je dan in een vorstvrije periode. Gaat het dan nadien alsnog vriezen in de kas, bescherm de plantjes dan met vliesdoek, of tijdens de nacht met krantenpapier. Folie is niet aan te raden om rechtstreeks op de plantjes te leggen. Je maakt dan beter een koepeltje binnen de kas.
Je kan natuurlijk ook nog in februari en maart raapsteeltjes zaaien in de serre.
De teeltduur
De tijd tussen zaaien en oogst schommelt tussen 10 weken (vroege voorjaarsteelt of late najaarsteelt) en 4 weken (als je zaait in mei). Maar voor de meest voorkomende teeltwijzen zal dit ongeveer 6-8 weken zijn.
De oogst
Soms worden raapstelen met wortel opgetrokken, soms worden de blaadjes tot tegen de grond afgesneden. De raapstelen van de groep “Gewone Groene” worden voor de handel traditioneel met wortel geoogst. Het zijn immers keukenraapjes! De groepen “Bladmoes”, “Gele Malse” “Snijmoes” worden tegen de grond afgesneden. Als je het hart van de plant met rust laat, kan dan soms nog eens een tweede oogst gedaan worden, net zoals bij spinazie. Er wordt geoogst als het gewas zo’n 10 tot 25 cm lang is. Toch moet de voorkeur gegeven worden aan een gewaslengte van zo’n 15 centimeter, dan zijn er de meest malse blaadjes. Met als nadeel een lagere productie. Bij een goede gewasontwikkeling mag je rekenen op een opbrengst van zo’n 2 kg blaadjes per m².
Het niet gekookte blad van raapstelen kan in een stamppot verwerkt worden. Je kan de raapstelen ook koken. Of ze verwerken in een lentesalade. Hier vind je meer dan honderd recepten met raapstelen.
Heb je een favoriet recept waardoor we door het bos met recepten de bomen beter zien? Heb je extra tips en teeltadvies om raapstelen te kweken,? Dat vernemen we heel graag in de reactiebox hieronder of stuur het naar lezersbijdrage@plantaardig.com.
Om dit artikel te schrijven heb ik o.a. veel originele Nederlandse literatuur geraadpleegd.
- De teelt van raapstelen”, De Volkstuin, december 1992.
- “Groenten uit eigen hof”, Tj.Buishand, 1979.
- “De Dordrechtse Courant”, 24 april 1943.
- “Groenteteelt onder glas”, J.M. Riemens, 1956
- “Groenteteelt voor de volle grond”, A.J. Verkley, 1957
- “Groenten, fruit en kruiden uit eigen tuin”, P.A. Kruijk, 1964
- “Het nieuwe moestuinboek”, Wim Oudshoorn, 1982
- “Handboek voor het kweken van groenten in vollegrond”, Turkenburg Tuinserie, 1977
- Groente en Fruit Encyclopedie, derde druk, 2007.